Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Rotterdam heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan de uitleg van een earn-out-bepaling in een koopovereenkomst.

E legt aan haar primaire vordering nakoming van de earn-out-bepaling ten grondslag. Daarnaast is M gehouden tot vergoeding van de schade als gevolg van een tekortkoming in de nakoming (van artikel 3.1) van de koopovereenkomst.

Aan haar (meer) subsidiaire vordering legt E ten grondslag dat M tekort is geschoten in de op haar rustende contractuele zorgplicht op grond waarvan de koopovereenkomst gedeeltelijk dient te worden ontbonden.

E mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat M zich tot het uiterste zou inspannen om zowel de nieuwe aanbesteding voor de portofoons als die voor het bijbehorende netwerk te winnen. Haar uiterst subsidiaire vordering tot gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst grondt E op dwaling. Zij heeft C in rechte betrokken, omdat deze vennootschap partij is bij de koopovereenkomst en een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling dient te worden ingesteld tegen hen die partij zijn bij die rechtshandeling.

M betwist dat is voldaan aan de voorwaarden voor de betaling van de earn-out. De earn-out is niet verschuldigd, omdat noch C, M noch een aan M gelieerde vennootschap de aanbesteding voor het netwerk heeft gewonnen.

Uitleg van een earn-out-bepaling in een koopovereenkomst.

De rechter oordeelt als volgt.

Het eerste geschilpunt tussen partijen betreft de uitleg van de earn-out-bepaling in artikel 3.1 van de koopovereenkomst.

De rechtbank stelt voorop dat de koopovereenkomst een commerciële overeenkomst tussen professionele partijen betreft, zodat het bij de uitleg daarvan in de rede ligt groot gewicht toe te kennen aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen.

Ook indien groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht.

Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie HR 5 april 2013, LJN BY8101)

In artikel 3.1 van de koopovereenkomst hebben partijen de voorwaarden voor de verschuldigdheid van de earn-out vastgelegd.

Alhoewel beide partijen zich op het standpunt stellen dat de bepaling taalkundig dient te worden uitgelegd, leidt de door hen voorgestane uitleg tot verschillende uitkomsten.

E stelt immers dat een taalkundige uitleg met zich brengt dat de earn-out verschuldigd is, terwijl M meent dat dit niet het geval is.

In artikel 3.1 van de koopovereenkomst staat dat de earn-out wordt betaald indien en nadat C, M of een aan M gelieerde vennootschap de schriftelijke bevestiging heeft gekregen dat

“zij de aanbesteding heeft gewonnen tot het leveren en/of verhuren van portofoons en het (helpen) opzetten/aanpassen van het bijbehorende netwerk ten behoeve van Stadstoezicht en de Stadswacht van Rotterdam en de opdracht dan wel een daaruit voortvloeiende aanbesteding of opdracht is gegund”.

De rechtsbank overweegt dat uit die exacte bewoordingen blijkt dat de earn-out verschuldigd is, indien sprake is van:

1. het winnen van de aanbesteding tot het leveren en/of verhuren van portofoons en het (helpen) opzetten/aanpassen van het bijbehorende netwerk,

en

2. de gunning van de opdracht dan wel een daaruit voortvloeiende aanbesteding of opdracht.

Een taalkundige uitleg leidt er niet toe dat M de earn-out verschuldigd is.

Immers, er is sprake van twee cumulatieve voorwaarden: het winnen van de aanbesteding ter zake de portofoons én het netwerk.

Nu C, M of een aan M gelieerde vennootschap de aanbesteding tot het (helpen) opzetten/aanpassen van het bijbehorende netwerk niet heeft gewonnen, wordt niet aan het bepaalde voldaan.

E meent dat de earn-out op grond van het bepaalde onder 2 verschuldigd is. Een taalkundige uitleg kan echter niet tot deze conclusie leiden, nu uit de formulering van artikel 3.1. van de koopovereenkomst volgt dat de onder 2 opgenomen bepaling cumulatief is.

Pas als 1 (het winnen van de aanbesteding) én 2 (het gunnen van de opdracht dan wel een daaruit voortvloeiende aanbesteding of opdracht) zich voordoen, wordt de earn-out betaald.

Er is dus geen sprake van een zelfstandige voorwaarde onder 2 op grond waarvan de earn-out verschuldigd kan zijn.

Nu aan het bepaalde onder 1 niet is voldaan, is de earn-out dan ook niet verschuldigd.

De stelling van E dat op grond van een tekstuele uitleg van de zinsnede “dan wel een daaruit voortvloeiende aanbesteding of opdracht is gegund” duidelijk is dat iedere opdracht of aanbesteding van de gemeente aan C, M of een aan M gelieerde vennootschap reeds leidt tot verschuldigdheid van de earn-out, kan gelet op het voorgaande dan ook niet worden gevolgd.

Nu de door E voorgestane uitleg van artikel 3.1 van de koopovereenkomst niet volgt uit een taalkundige uitleg daarvan, dient te worden beoordeeld of er omstandigheden zijn op grond waarvan de door E voorgestane uitleg dient te worden gevolgd.

E stelt in dit verband dat partijen met “een daaruit voorvloeiende aanbesteding of opdracht” bedoeld hebben dat de earn-out verschuldigd werd op het moment dat sprake was van enige opdracht voortvloeiende uit de aanbesteding, ongeacht de aard of omvang daarvan.

E stelt dat zij tijdens de onderhandelingen tussen partijen heeft benadrukt dat het onwaarschijnlijk was dat M zelfstandig de aanbesteding voor portofoons én netwerk zou winnen, zodat zij er om die reden ook niet mee heeft ingestemd of heeft willen instemmen dat de earn-out afhankelijk zou worden gesteld van het winnen van de aanbesteding voor de levering van de portofoons én het bijbehorende netwerk.

Ook stelt E dat het de bedoeling van partijen was dat de bestaande omzet zou worden gecontinueerd, hetgeen ook is gebeurd.

M betwist de door E verdedigde uitleg, nu zij meent dat, zoals overwogen onder 4.6, de bepaling taalkundig dient te worden uitgelegd. Artikel 3.1 van de koopovereenkomst geeft duidelijk weer wat partijen met de earn-out hebben beoogd, aldus M.

Met het eindigden van de aan C verstrekte opdracht bestond een gerede kans dat een substantieel gedeelte van de marge en omzet van C kwam te vervallen, waardoor M het risico liep een te hoge prijs voor de aandelen te betalen.

Partijen hebben daarom de betaling van een gedeelte van de koopprijs afhankelijk gesteld van de continuatie van de gehele opdracht en de hoogte van de earn-out is dan ook gekoppeld aan de marge op deze opdracht. De zinsnede “dan wel een daaruit voortvloeiende aanbesteding of opdracht” ziet op de situatie dat de (daaruit voortvloeiende) aanbesteding of opdracht enigszins wordt aangepast.

De rechtbank is van oordeel dat E niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan.

De door haar gestelde feiten en omstandigheden zijn niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat partijen bedoeld hebben dat de earn-out verschuldigd werd indien de aanbesteding of opdracht met betrekking tot (slechts) het leveren en/of verhuren van portofoons aan – in dit geval – F zou worden gegund respectievelijk verstrekt, dan wel bij iedere opdracht van de gemeente aan F/M.

Tussen partijen staat vast dat zij ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet wisten dat de aanbesteding zou worden gesplitst in twee delen, één voor de portofoons en één voor het netwerk.

Uit de door E overgelegde transcriptie van de op 21 januari 2016 gevoerde bespreking volgt ook niet dat partijen over de mogelijkheid van een splitsing van de opdracht hebben gesproken, hetgeen ter gelegenheid van de comparitie door de heer P van E is bevestigd.

Ook blijkt uit de transcriptie niet dat partijen hebben gesproken over de earn-out in relatie tot iedere opdracht van de gemeente aan F/M, ongeacht de aard en omvang daarvan.

Dit alles duidt erop dat partijen de verschuldigdheid van de earn-out afhankelijk hebben willen stellen van de continuatie van de gehele opdracht, zoals deze ook is aanbesteed in 2008.

Verder volgt uit de door E in het geding gebrachte concepttekst van de earn-out-bepaling dat partijen de gemaakte afspraken zo specifiek mogelijk in de koopovereenkomst hebben willen vastleggen.

De advocaat van E heeft in het concept dan ook de suggestie gedaan om de specificatie en/of het nummer van de (nieuwe) aanbesteding te vermelden, hetgeen vervolgens is gebeurd. In de definitieve tekst van de koopovereenkomst is evenwel geen nummer opgenomen, omdat op dat moment nog niet bekend was om welke aanbesteding het ging, aldus E.

Ook dit duidt erop dat, in tegenstelling tot hetgeen E betoogt, partijen de verschuldigdheid van de earn-out afhankelijk hebben willen stellen van de continuatie van de gehele opdracht.

De stelling van E dat de bedoeling van partijen met de earn-out er in gelegen was dat deze verschuldigd zou zijn als de bestaande omzet zou worden vastgehouden, hetgeen ook is gebeurd, is strijdig met de stelling van E dat de earn-out bij iedere opdracht van de gemeente, ongeacht de aard en omvang daarvan, verschuldigd was.

Daarbij heeft M gemotiveerd betwist dat de omzet gelijk is gebleven.

Gelet op het vorenstaande kan aan dit punt geen betekenis toekomen bij de uitleg van de earn-out-bepaling.

E heeft geen andere feiten en omstandigheden aangedragen die een andere (dan de taalkundige) uitleg rechtvaardigen.

Gelet op het hiervoor overwogene dient artikel 3.1 van de koopovereenkomst taalkundig te worden uitgelegd.

Die uitleg brengt met zich dat M de earn-out niet aan E verschuldigd is. De primaire vordering zal derhalve worden afgewezen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het contractenrecht, over de uitleg van een overeenkomst of contact of over een earn-out bepaling in een overeenkomst, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.