Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. De Rechtbank Rotterdam heeft op 18 mei 2017 uitspraak gedaan over een gestelde bestuurdersaansprakelijkheid op grond van selectieve betaling van schuldeisers bij vereffening van de vennootschap.
Bestuurdersaansprakelijkheid : persoonlijk ernstig verwijt en selectieve betaling
In het algemeen mag alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder (E.J.S.) jegens de schuldeiser van de vennootschap (Wonen MVM) onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Daarvan is sprake indien het handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Voormelde maatstaf in aanmerking genomen is de omstandigheid dat bij de opgaaf aan de Kamer van Koophandel van de ontbinding van de onderneming W met het achterwege laten van vereffening conform artikel 2:19 lid 4 BW gedaagden op de hoogte waren, althans behoorden te zijn, van de lopende procedure tussen eiser en W en de daaruit mogelijk voortvloeiende vordering van eiser op W niet als persoonlijk ernstig verwijt aan te merken. Immers artikel 2:19 lid 4 BW sluit niet uit dat een turbo-ontbinding plaatsvindt indien de vennootschap schuldeisers heeft. De keuze voor een ontbinding op grond van artikel 2:19 lid 4 BW in de wetenschap dat de vennootschap nog een schuldeiser heeft, hoeft niet onrechtmatig te zijn.
Evenmin levert het doorprocederen op naam van W een persoonlijk ernstig verwijt op. Uit het arrest van de Hoge Raad (HR:2013:BX9762) volgt dat een procedure tegen een rechtspersoon aangevangen voor het tijdstip van haar ontbinding, tegen die rechtspersoon kan worden voortgezet nu dit strookt met artikel 2:23c lid 1 BW dat voorziet in de mogelijkheid om de vereffening te heropenen.
Anders wordt dit, indien W, anders dan aan de Kamer van Koophandel werd opgegeven, wel baten had. Het ondanks de aanwezigheid van baten én een schuldeiser achterwege laten van vereffening na een ontbinding, moet tegenover die schuldeiser namelijk wel als onrechtmatig worden beschouwd. Betaling wordt dan immers in strijd met de dwingende vereffeningsverplichting van artikel 2:19 lid 5 BW onmogelijk gemaakt. Een vordering tot vergoeding van dientengevolge geleden schade kan tegen het bestuur van de besloten vennootschap worden ingesteld, aangezien het bestuur verantwoordelijk is voor de beoordeling of vereffening noodzakelijk is.
Het is aan eiser om te stellen en zo nodig te bewijzen dat in W wel baten aanwezig waren op 1 februari 2016. De advocaat van eiser heeft in dat verband het volgende gesteld. De bedrijfsactiviteiten van W zijn overgeheveld naar R. R is op hetzelfde adres als W gevestigd. Daarnaast heeft R hetzelfde telefoonnummer en e-mailadres als W en gebruikt zij de website van W. Volgens de beperkte balans van 31 december 2015 van W had zij op 31 december 2015 nog de beschikking over materiele vaste activa en vlottende activa voor een totaal bedrag van € 32.171,-. W heeft deze activa aangewend om willekeurige schuldeisers te voldoen of W beschikte op 1 februari 2016 nog over deze activa, aldus de advocaat van eiser.
Door de advocaat van gedaagden is hiertegen aangevoerd dat W al jaren geen winst meer maakte. In combinatie met het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015 omtrent de ‘dubbele courtage’ kwam W tot de conclusie dat er feitelijk geen baten meer in de vennootschap aanwezig waren en er geen toekomst meer was voor het bedrijf. R, dat op een ander adres is gevestigd, heeft de website/e-mailadres en het telefoonnummer overgenomen van W. Van de laatste liquide middelen heeft W haar huur- en salarisverplichtingen voldaan. Al haar reguliere crediteuren zijn onbetaald gelaten zodat er geen sprake is van selectieve betalingen. Er is dan ook terecht besloten om W te ontbinden en vereffening achterwege te laten, aldus de advocaat van gedaagden.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van gedaagden heeft eiser onvoldoende concrete en specifieke feiten en omstandigheden gesteld zodat niet is vast komen te staan dat er in W baten aanwezig waren op 1 februari 2016. De vordering van eiser zal dan ook worden afgewezen.
Wilt u de hele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u vragen over de bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht, over selectieve betaling van schuldeisers of over de vereffening van een vennootschap, belt u dan onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.
Wilt u meer weten over het ondernemingsrecht, bezoek dan onze webpagina over het ondernemingsrecht. Klik dan hier.