Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. De Rechtbank Overijssel heeft op 29 april 2017 uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid vanwege selectieve betaling van crediteuren.
De advocaat van A en B baseert zijn vordering jegens X en Y tot schadevergoeding op onrechtmatige daad, meer in het bijzonder op bestuurdersaansprakelijkheid.
Bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis jegens een derde of jegens een derde een onrechtmatige daad pleegt, is vertrekpunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade.
Onder bijzondere omstandigheden is echter, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. De rechtbank zoekt daarvoor aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad van 5 september 2014 (HR:2014:2627, Tulip Air) waarin samengevat is overwogen dat voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder vereist is dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, dat aldus voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen gelden dan in het algemeen het geval is en dat zo’n hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde gerechtvaardigd wordt door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (Hoge Raad, 20 juni 2008, HR:2008:BC4959, Willemsen Beheer/NOM)).
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending, de voorzienbaarheid dat de crediteur niet zal worden voldaan en schade zal lijden en de overige omstandigheden van het geval (Hoge Raad, 18 februari 2000, HR:2000:AA4873, New Holland Belgium/Oosterhof).
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op A en B, als degene die zich op de rechtsgevolgen beroept van het door hem gestelde onrechtmatig handelen, de last om de feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, die tot de conclusie kunnen leiden dat X persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Indien voormelde vraag bevestigend wordt, komt vervolgens de vraag aan de orde of naast X ook haar bestuurder Y in persoon hoofdelijk aansprakelijk is.
Hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders van een onderneming
Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. In het arrest van 17 februari 2017 (HR:2017:275) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit ook geldt indien de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd op artikel 6:162 BW. Uit de aard van de bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW volgt echter wel dat als een rechtspersoon-bestuurder aansprakelijk is op die grond, een bestuurder van die rechtspersoon-bestuurder aansprakelijkheid op grond van art. 2:11 BW alsnog kan voorkomen door te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de aansprakelijkheid van de rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd.
Voormelde disculpatie zal zich bij aansprakelijkheid van X niet kunnen voordoen aangezien Y de enig aandeelhouder en de enig bestuurder van X is. Die rechtspersoon kan zich daardoor niet anders gedragen dan in de persoon van Y zodat een onrechtmatige gedraging van X tevens inhoudt een onrechtmatige gedraging van Y.
De Beklamel-norm
De advocaat van A en B beroept zich in voormeld verband allereerst op de zogenaamde Beklamel-norm (Hoge Raad, 6 oktober 1989, HR:1989:AB9521, Beklamel). Deze regel komt er op neer dat een bestuurder schadeplichtig is jegens een crediteur van de vennootschap indien hij de vennootschap verbindt voor een schuld terwijl hij weet of behoort te beseffen dat de vennootschap die schuld niet kan voldoen en daarvoor ook geen verhaal zal bieden. De bestuurder van die vennootschap zal dan aansprakelijk worden gehouden voor de schade, geleden door die crediteur.
Ook het bewerkstelligen of toelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt terwijl de bestuurder weet of redelijkerwijze behoort te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zal hebben dat deze haar verplichtingen niet of niet binnen redelijke termijn zal nakomen, en ook geen verhaal zal bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade, kan een persoonlijk ernstig verwijt opleveren (Hoge Raad, 8 december 2006, HR:2006:AZ0758). De advocaat van A en B heeft als tweede grond gesteld dat X en Y deze norm, zoals geformuleerd in het arrest Ontvanger/Roelofsen, hebben geschonden.
Gelet op vrijheid die aan de bestuurder van een vennootschap moet worden gelaten om de onderneming te besturen en te laten voortbestaan, valt zonder nadere toelichting, die A en B niet heeft gegeven, evenmin in te zien dat X en Y verplicht waren om al (geruime tijd) vóór 1 februari 2015 een bedrag te reserveren, gelijk aan het aan A en B verschuldigde bedrag, teneinde A en B ná 1 februari 2015 te voldoen, zoals A en B betoogt.
De slotsom uit het voorgaande is dat er evenmin in de wijze waarop X en Y de onderneming heeft bestuurd en dienaangaande toezicht hebben gehouden, grond kan worden gevonden voor een persoonlijk en ernstig verwijt.
Selectieve betaling?
De advocaat van A en B heeft als derde grond voor de door hem bepleite aansprakelijkheid van X en Y gesteld dat zij zijn overgegaan tot het selectief betalen van schuldeisers, waarbij de vordering van A en B onbetaald is gebleven.
De rechtbank stelt voorop dat selectieve betaling in beginsel niet onrechtmatig is. Het staat een bestuurder in beginsel vrij om op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Dit impliceert echter niet de onverkorte vrijheid om bepaalde schuldeisers, anders dan op grond van wettelijke regels, met voorrang te voldoen, met name niet vanaf het moment dat de rechtspersoon heeft besloten zijn activiteiten te beëindigen en niet over voldoende middelen beschikt om alle schuldeisers te voldoen dan wel indien zijn insolventie onvermijdelijk blijkt. In dergelijke situaties handelt de bestuurder van de rechtspersoon slechts dan niet in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens de crediteuren, indien de voorkeursbehandeling van bepaalde crediteuren kan worden gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden (Hoge Raad, 12 juni 1998, HR:1998:ZC2669).
Heeft u vragen over de bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht, belt u dan gerust onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.