Van onze advocaat erfrecht. De Procureur-Generaal bij het Parket bij de Hoge Raad heeft op 7 juli 2017 in zijn conclusie de beroepsaansprakelijkheid van een notaris jegens een derde uitgebreid toegelicht.
Novitaris-arrest
In het Novitaris-arrest (HR 3 april 2015, NJ 2015/479) was aan de orde de beroepsaansprakelijkheid van een notaris jegens een derde.
Deze derde verweet de notaris dat hij zijn ministerie had verleend bij het transport van een onroerende zaak, zonder dat de op de vervreemders jegens de derde rustende en aan de notaris bekende aanbiedingsplicht was geëindigd. Volgens deze aanbiedingsplicht, opgenomen in de akte op grond waarvan de onroerende zaak destijds aan de vervreemders door hun vader in eigendom werd geleverd, waren de eigenaren van het pand gehouden om alvorens tot vervreemding van hun aandelen in het pand over te gaan, die aandelen eerst aan te bieden aan hun vader voor de in de leveringsakte genoemde prijs.
De Kamer van Toezicht had eerder een klacht van de vader tegen de notaris gegrond verklaard. In de civiele procedure vorderde de echtgenote van de inmiddels overleden vader ten behoeve van wie de aanbiedingsplicht gold, veroordeling van de notaris en de vervreemders tot vergoeding van de door de vader geleden schade als gevolg van schending van de op de notaris rustende zorgplicht. Het hof wees de vordering af en overwoog daartoe dat de van de notaris te vergen zorgvuldigheid niet zo ver gaat dat hij gehouden zou zijn om zich een zelfstandig oordeel te vormen over de vraag of de eigenaren van het pand tekort waren geschoten in de vervulling van hun aanbiedingsverplichting en, zo ja, om in afwijking van de in beginsel op hem rustende ministerieplicht zijn medewerking aan het verlijden van de transportakte te weigeren. In cassatie werd betoogd dat een notaris die zich geconfronteerd ziet met een in een notariële akte vervatte aanbiedingsplicht, uit hoofde van zijn positie als openbaar ambtenaar een onderzoekplicht heeft naar de status van die aanbiedingsplicht en dat deze onderzoekplicht in elk geval geldt wanneer de vervreemder heeft aangekondigd wanprestatie te zullen plegen. Het middel betoogde verder dat, indien de notaris vaststelt dat de aanbiedingsplicht niet is nagekomen, hij zijn ministerie moet weigeren.
De Hoge Raad overwoog het volgende:
Artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) verplicht de Notaris de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten. Hij dient zijn dienst evenwel te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem wordt verlangd leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft (artikel 21 lid 2 Wna). Bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van zijn cliënt dient de Notaris zijn dienst te weigeren of zich door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter ervan (Kamerstukken II 2009/10, 32 250, nr. 3, p. 20).
De functie van de notaris in het rechtsverkeer verplicht hem onder bijzondere omstandigheden ook tot een zekere zorg voor de belangen van derden welke mogelijkerwijs zijn betrokken bij de door zijn cliënten van hem verlangde ambtsverrichtingen (Hoge Raad, 23 december 1994, HR:1994:AD2277, NJ 1996/627; Hoge Raad, 23 december 1994, HR:1994:ZC1590, NJ 1996/628; Hoge Raad, 15 september 1995, HR:1995:ZC1801, NJ 1996/629 (Curatoren THB)). Deze zorgplicht kan ertoe leiden dat de notaris gegronde redenen heeft als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna om de van hem gevraagde dienstverlening te weigeren of op te schorten. Verleent hij de gevraagde dienst toch, dan kan dit zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens de betrokken derde(n) meebrengen.
De belangen van derden zijn onder meer betrokken bij de verlangde ambtsverrichting indien deze betrekking heeft op de levering van een goed of de vestiging van een beperkt recht daarop (hierna: de levering of bezwaring), terwijl ook een derde ter zake van dat goed rechten kan doen gelden. In zodanig geval behoort de notaris zich terughoudend op te stellen (vgl. Kamerstukken II 1993/94, 23 706, nr. 3, p. 26).
Indien de notaris aanleiding heeft te vermoeden dat sprake is van rechten van derden ter zake van het goed waarop de gevraagde dienstverlening betrekking heeft, dient hij daarover met partijen te overleggen en zo nodig nader onderzoek te doen, teneinde zich een oordeel te vormen over de vraag of het recht van de derde een beletsel behoort te vormen voor de beoogde levering of bezwaring. Van een zodanig beletsel is sprake indien de beoogd verkrijger geen rechtmatig belang heeft bij de levering of bezwaring, hetgeen het geval is indien het recht van de derde door een wettelijke regel als het sterkere recht wordt aangewezen, of indien de beoogd verkrijger onrechtmatig jegens de derde zou handelen door levering of bezwaring te verlangen. Voor dat laatste is niet voldoende dat de vervreemder met de levering of bezwaring wanprestatie pleegt jegens een derde (Hoge Raad, 28 maart 2014, HR:2014:740, NJ 2014/194).
Bij het voorgaande is van belang dat het de notaris, gelet op de in artikel 22 Wna neergelegde geheimhoudingsplicht, niet is toegestaan zich tot de betrokken derde te richten, behoudens voor zover partijen hem daarvoor toestemming verlenen. Hij dient zijn onderzoek dan ook te verrichten op basis van informatie die hem door partijen wordt verschaft of hem anderszins ter beschikking staat. Gelet hierop en omdat de notaris niet over het instrumentarium beschikt voor een diepgaand feitenonderzoek, kan hij zich slechts een globaal oordeel vormen over de vraag of het recht van de derde een beletsel vormt voor de beoogde levering of bezwaring.
Indien de voor de notaris kenbare feiten het oordeel rechtvaardigen dat het recht van de derde een beletsel vormt voor de beoogde levering of bezwaring, dan wel aanleiding vormen tot gerede twijfel daarover, dan dient hij – tenzij de betrokken derde verklaart geen bezwaar te hebben tegen de levering of bezwaring – zijn ministerie te weigeren.”
Het Novitaris-arrest kan als volgt worden samengevat.
(i) op de notaris rust een ministerieplicht (artikel 21 lid 1 Wna), maar hij moet zijn dienst weigeren wanneer daar naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden gronden voor zijn (artikel 21 lid 2 Wna);
(ii) een grond voor weigering bestaat wanneer de werkzaamheid die van de notaris wordt gevraagd:
- leidt tot strijd met het recht of de openbare orde,
- wanneer medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben,
- wanneer de notaris andere gegronde redenen voor weigering heeft.
(iii) bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van zijn cliënt dient de notaris zijn dienst te weigeren of zich door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter daarvan;
(iv) onder bijzondere omstandigheden heeft de notaris een zekere zorg voor de belangen van derden welke mogelijkerwijs zijn betrokken bij de van hem gevraagde ambtsverrichting;
(v) deze zorgplicht kan ertoe leiden dat sprake is van gegronde redenen als bedoeld onder (ii), sub c.
Vervolgens biedt het arrest een ‘stappenplan’ voor het geval (dat aan de orde was in het arrest) dat sprake is van een ambtsverrichting die betrekking heeft op de levering van een goed of de vestiging van een beperkt recht op dat goed, terwijl ook een derde ter zake van dat goed rechten kan ontlenen. Voor een dergelijk geval geldt het volgende:
(vi) de notaris behoort zich terughoudend op te stellen;
(vii) de notaris dient met partijen te overleggen en zo nodig nader onderzoek te doen, teneinde zich een oordeel te vormen over de vraag of het recht van de derde een beletsel behoort te vormen voor de beoogde levering of bezwaring;
(viii) van een beletsel als bedoeld onder (vii) is sprake indien de beoogd verkrijger geen rechtmatig belang heeft bij de levering of de bezwaring;
(ix) de afwezigheid van een rechtmatig belang als bedoeld onder (viii) doet zich voor indien:
- het recht van de derde op grond van een wettelijke regel sterker is;
- de beoogd verkrijger onrechtmatig jegens de derde zou handelen door levering of bezwaring te verlangen.
( x) de omstandigheid dat de vervreemder met de levering of bezwaring wanprestatie pleegt jegens een derde is niet voldoende om de afwezigheid van een rechtmatig belang aan te nemen. Ten slotte bevat het Novitaris-arrest nog enkele algemene richtlijnen in verband met de onder (iii) en (vii) bedoelde onderzoekplicht:
(xi) het onderzoek dient te worden verricht op basis van informatie die de notaris wordt verstrekt door partijen of die hem anderszins ter beschikking staat;
(xii) de op de notaris rustende geheimhoudingsplicht geldt onverkort zodat de notaris zich niet mag wenden tot de derde wiens belangen zijn betrokken bij de ambtsverrichting;
(xiii) daardoor kan de notaris zich slechts een globaal oordeel vormen over de vraag of het recht van de derde een beletsel vormt voor de beoogde levering of bezwaring.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over de beroepsaansprakelijkheid van een notaris, over de Wet op het Notarisambt of over de ministerieplicht van een notaris, belt u dan gerust onze advocaat erfrecht op 020-3980150.