Van onze advocaat contractenrecht. De Rechtbank Limburg heeft op 28 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot inzage van bankafschriften en tot het overleggen van bepaalde stukken. De rechter bespreekt de voorwaarden van het verzoek tot inzage van bankafschriften of het overleggen van bepaalde stukken of bescheiden (artikel 843a Rv).

Artikel 843a Rv : voorwaarden voor de vordering tot overlegging van stukken

De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vier cumulatieve voorwaarden verbindt aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken.

Deze voorwaarden luiden als volgt: 1) op het moment van instellen van de vordering moet er sprake zijn van rechtmatig belang bij inzage, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, 3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorgang partij is en 4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben. Indien aan voormelde voorwaarden is voldaan, dan bestaat desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden indien: de wederpartij tot geheimhouding verplicht is met betrekking tot de bescheiden (artikel 843a lid 3 Rv), er gewichtige redenen zijn die zich tegen afgifte verzetten of dat redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).

Rechtsbetrekking

Vast staat dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en in dat kader hebben samengewoond. Voorts is van belang dat eiseres tijdens het pleidooi desgevraagd heeft bevestigd dat partijen in 2013 afspraken hebben gemaakt over welke huishoudelijke kosten gezamenlijk zouden worden betaald, alsmede over de hoogte van het bedrag dat ieder maandelijks zou overmaken op de bankrekening van eiseres. Nu daarmee vast staat dat partijen onderling afspraken hebben gemaakt over de betaling van huishoudelijke kosten en ieders bijdrage daarin, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen.

Bepaalde bescheiden

De rechtbank stelt voorop dat gedaagde zijn vordering in het incident heeft beperkt tot afgifte van uitsluitend die bankafschriften van de bankrekening van eiseres die zien op de uitgaven met betrekking tot de huishoudelijke kosten over de periode januari 2013 tot en met augustus 2014. Daarnaast heeft gedaagde kenbaar gemaakt dat hij uitdrukkelijk geen inzage vordert in het saldo van de bankrekening en/of in de financiële positie van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van gedaagde daarmee voldoende bepaald is en dermate concreet is dat duidelijk is welk bescheiden er worden bedoeld.

Ter beschikking hebben van bescheiden

Gesteld noch gebleken is dat eiseres niet (meer) de beschikking heeft over de betreffende bankafschriften. De rechtbank overweegt dat indien en voor zover eiseres feitelijk niet meer over de bankafschriften beschikt, zij deze kan opvragen bij de bank. Daarmee is aan de eis van het ter beschikking hebben van de bescheiden voldaan.

Rechtmatig belang bij inzage

De rechtbank stelt voorop dat van rechtmatig belang bij inzage ex artikel 843a Rv sprake is indien een materieelrechtelijke aanspraak op de gevraagde bescheiden bestaat dan wel sprake is van een bewijsbelang. Van dat laatste is sprake indien de gevraagde bescheiden dienen tot bewijs van feiten en/of rechten waarvan de eiser de bewijslast draagt.

De advocaat van gedaagde stelt dat eiseres de tussen hen gemaakte afspraken niet (volledig) is nagekomen. Eiseres heeft erkend dat partijen in 2013 afspraken hebben gemaakt over welke huishoudelijke kosten gezamenlijk betaald zouden worden en becijferd hebben welk bedrag ieder maandelijks zou overmaken op de bankrekening van eiseres. Gedaagde stelt dat deze raming gaandeweg te hoog bleek en dat hij eiseres daar herhaaldelijk op heeft gewezen. Gedaagde heeft voldoende onderbouwd gesteld dat partijen nauwelijks kosten hebben hoeven te maken voor gas, elektra en water vanwege het gebruik van zonnepanelen, bronwater en een tank met dieselolie om te stoken. Eiseres heeft daarnaast tijdens het pleidooi erkend dat van het afgesproken maandelijkse bedrag ook een gedeelte gespaard zou worden om samen een dure reis te kunnen maken, maar dat partijen deze reis uiteindelijk niet gemaakt hebben omdat de relatie in augustus 2014 is verbroken. Eiseres heeft tevens verklaard dat in het maandelijkse bedrag door partijen geen rekening is gehouden met een bijdrage voor het gebruik van de woning van eiseres door gedaagde.

Nu op gedaagde de bewijslast rust met betrekking tot zijn stelling dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken, dan wel van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van eiseres, heeft gedaagde naar het oordeel van de rechtbank een rechtmatig bewijsbelang bij inzage in de uitgaven voor huishoudelijke kosten in de gevorderde periode. Het inhoudelijke verweer van eiseres tegen de stelling dat sprake is van wanprestatie dan wel ongerechtvaardigde verrijking zal worden beoordeeld in de hoofdzaak.

Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een gewichtige reden die zich tegen inzage verzet, noch dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de gegevens is gewaarborgd. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiseres tijdens het pleidooi heeft verklaard dat deze bankrekening enkel en alleen werd gebruikt voor het storten van de maandelijkse bijdragen in de huishoudelijke kosten en het doen van uitgaven ten behoeve van de gezamenlijke huishouding. Daarnaast heeft eiseres tijdens het pleidooi verklaard dat zij de (meeste) uitgaven per bankkaart verrichtte, zodat de bankafschriften ook een beeld zullen kunnen geven van de voor de huishoudelijke kosten gedane uitgaven. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat er aan de zijde van eiseres sprake is van een verplichting tot geheimhouding.

Het voorgaande betekent dat de vordering van de advocaat van gedaagde voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom evenwel matigen tot € 50,- per dag of gedeelte van een dag en maximeren op een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal de termijn waarbinnen eiseres tot afgifte van de bescheiden dient over te gaan – teneinde haar indien nodig voldoende gelegenheid te geven om de bankafschriften bij de bank op te vragen – bepalen op 30 dagen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u vragen over het een verzoek tot inzage van bankafschriften of het opvragen van stukken, zowel in het contractenrecht als in het erfrecht, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.