Erfrechtelijke problemen als het juridische vaderschap niet overeenkomst met het biologische vaderschap. In artikel 1:200 lid 6 BW is bepaald dat een kind dat door de rechtbank wil laten vaststellen dat de juridisch vader niet zijn biologische vader is, moet dat verzoek indienen binnen 3 jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de juridisch vader vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk 3 jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.

Het is belangrijk om te weten dat onder bepaalde omstandigheden van deze termijn kan worden afgeweken.

In een zaak van onze advocaat erfrecht en familierecht was de verzoeker geboren binnen negen maanden na de ontbindng van het huwelijk van zijn moeder en haar echtgenoot. Op grond van de oude wet was deze echtgenoot dan de juridische vader.

Gedurende het huwelijk was verzoeker echter gewekt door de biologische vader. Verzoeker is door de moeder en de biologische vader opgevoed. In verband met het overlijden van de biologische vader en de erfrechtelijke gevolgen daarvan, was het van belang dat alsnog werd vastgesteld dat de biologische vader ook de juridische vader was. De termijn daarvoor was echter verstreken.

Namens verzoeker is betoogd dat het vasthouden aan genoemde termijn in dit geval in strijd zou zijn met artikel 8 lid 2 van het Europees verdrag tot bescherming van de van de mens en de fundamentele vrijheden (Evrm).

Voordat de rechtbank van deze wettelijke termijn afweegt worden de feiten beoordeeld. Voor verzoeker, zijn zus en hun beider moeder heeft altijd vastgestaan wie de biologische vader van verzoeker was. In 1981 heeft verzoeker al de achternaam van zijn biologische vader gekregen. Verzoeker heeft foto’s overgelegd en daarbij terecht gewezen op de uiterlijke gelijkenis op de laatste foto’s tussen verzoeker en de biologische vader. Verder heeft verzoeker stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat in 2000 de biologische vader  een bedrag aan hem heeft geschonken ter zake waarvan een beroep is gedaan op de fiscale vrijstelling die geldt voor schenkingen aan kinderen. Uit de stukken kan voorts worden afgeleid dat dit beroep is gehonoreerd. Ook zijn stukken in het geding gebracht waaruit blijkt van een samenwerking in vennootschap-onder-firma-verband van verzoeker, zijn zus en de biologische vader. Een broer/zus DNA-onderzoek behoort niet tot de mogelijkheden behoort.

De rechtbank stelt vast dat verzoeker de vader is en overweegt over de overschrijding van de termijn het volgende.

Het stellen van een dergelijke termijn levert in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 Evrm op, nu deze in de wet gegeven termijn noodzakelijk is in een democratische samenleving om de rechtszekerheid te waarborgen en voorts ter bescherming van de belangen van het kind.

In dit geval staat echter vast dat de juridisch vader niet de biologische vader is. Voor verzoeker, zijn zus en de moeder heeft altijd vastgestaan wie e biologische vader is. In dit geval ziet de rechtsbank daarom niet in hoe de rechtszekerheid zou worden geschaad bij het niet vasthouden aan bedoelde termijn. Voorts wordt het belang van  verzoeker niet beschermd door het vasthouden aan de termijn. Hij is inmiddels meerderjarig, is in deze zaak verzoeker en heeft uitgelegd dat hij belang heeft bij vaststelling het vaderschap van zijn biologische vader. Daarvoor is nodig dat de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader gegrond wordt verklaard.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank toepassing van de in artikel 1:200 lid 6 BW gestelde termijn in deze zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit brengt met zich dat toepassing van voornoemde termijn een ongerechtvaardigde inmenging in de zin van artikel 8 lid 2 Evrm betekent. Daarom laat de rechtbank in dit geval de termijn buiten beschouwing en is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek tot ontkenning.

De rechtbank verklaart de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader gegrond en stelt het biologische vaderschap vast. Voor vragen omtrent ontkenning of juist vaststelling van vaderschap kunt u contact opnemen met Maddie Wisman (020-3980150).

Lees hier de hele uitspraak.