Van onze advocaat erfrecht. De Rechtbank Gelderland heeft op 21 november 2017 uitspraak gedaan over de vordering tot afgifte van een medisch dossier. Was er voldoende zwaarwegend belang aan de zijde van eiser om beroepsgeheim van arts te doorbreken? Was het aannemelijk dat eiser niet een andere wijze aan de benodigde informatie kan komen?

De advocaat van de eisende partij vordert in deze procedure een afschrift van het medisch dossier van de heer A dat zijn behandelend arts van het Radboud UMC heeft bijgehouden in de periode van 31 december 2015 tot en met 19 januari 2016.

Eisende partij legt aan deze vordering ten grondslag dat de heer A in deze periode medische behandeling heeft ondergaan in het Radboud UMC vanwege een hersenbloeding en dat de gegevens die daarvan zijn bijgehouden mogelijk kunnen bijdragen aan de vaststelling van de geestestoestand van de heer A kort voor 20 januari 2016.

Eisende partij stelt dat op deze datum het testament van de heer A is verleden, waarin zijn (toenmalig) partner tot enig erfgenaam en executeur is benoemd, maar dat ernstige twijfels bestaan of de heer A op dat moment wel in staat was zijn wil te bepalen en kenbaar te maken.

Eisende partij stelt dat haar minderjarige zoon een emotioneel en financieel zwaarwegend belang heeft bij het achterhalen van de wilsbekwaamheid van de heer A op 20 januari 2016 en dat, nu daarvoor inzage in de medische gegevens die zijn bijgehouden in het Radboud UMC noodzakelijk zijn, de vordering strekkende tot afgifte van die gegevens dient te worden toegewezen.

Radboud UMC voert verweer en voert aan dat de behandelend arts van de heer A een beroepsgeheim heeft en dat het haar daarom niet zonder meer vrijstaat om het medisch dossier van de heer A met betrekking tot de periode 31 december 2015 tot en met 19 januari 2016 aan eisende partij te verstrekken, zodat zij daartoe niet vrijwillig zal overgaan.

Afgifte van medisch dossier? Voldoende zwaarwegend belang aan de zijde van eiser om beroepsgeheim van arts te doorbreken? Kan eiser op een andere wijze aan de benodigde informatie komen dat erflater wilsonbekwaam was bij opmaken testament?

De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

Artikel 7:457 BW bepaalt, voor zover thans van belang, dat de hulpverlener ervoor zorg draagt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 7:454 BW, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt.

Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet worden geschaad. Indien de hulpverlener door inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden te verstrekken, niet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen, laat hij zulks achterwege.

Het beroepsgeheim als neergelegd in dit artikel is verder uitgewerkt in de richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). In deze richtlijn is onder meer bepaald dat het beroepsgeheim ook geldt na het overlijden van de patiënt en jegens nabestaanden van die patiënt.

Voor doorbreking van het beroepsgeheim kan plaats zijn indien voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat een ander zwaarwegend belang zou kunnen worden geschaad indien het beroepsgeheim onverkort wordt gehandhaafd.

Zwaarwegend belang

Volgens eisende partij is een dergelijk zwaarwegend belang bij de eisende partij aanwezig, omdat hij zonder het testament, waarvan hij nietigverklaring wegens wilsonbekwaamheid vordert in een bodemprocedure, als nakomeling van erflater aanspraak kan maken op (een deel van) de nalatenschap.

Wilsonbekwaamheid erflater tijdens opmaken testament

De voorzieningenrechter overweegt dat als het zo zou zijn dat de heer A ten tijde van het verlijden van het testament onvoldoende in staat was om zijn wil te bepalen, om te begrijpen wat er in het testament stond en om kenbaar te maken dat hetgeen de notaris aan hem voorlas datgene was wat hij werkelijk wilde, dat zou kunnen betekenen dat het testament niet zijn uiterste wil bevat.

Voor de voorshandse aanname dat dat inderdaad (wellicht) niet het geval is, verschaffen de medische gegevens die eisende partij heeft overgelegd met betrekking tot de periode dat de heer A in de kliniek verbleef voldoende aanknopingspunten. Uit deze medische gegevens volgt dat bij de nabespreking van het voor de heer A opgestelde revalidatieplan is gebleken dat zowel het doel om adequaat ja en nee te kunnen aangeven als het doel om daarvoor non-verbale communicatie in te zetten niet zijn behaald.

Hoewel daaruit niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat de heer A tijdens zijn verblijf in het geheel niet in staat zou zijn geweest om zijn uiterste wil te bepalen en kenbaar te maken, kan daaraan wel worden getwijfeld. Temeer omdat uit de medische gegevens tevens volgt dat de heer A niet alles wat tegen hem werd gezegd leek te begrijpen en daarnaast moeite had met het categoriseren van hetgeen tegen hem werd gezegd. Indien de heer A op 20 januari 2016 niet wilsbekwaam blijkt te zijn geweest, moet worden aangenomen dat met de inhoud van het verleden testament afbreuk is gedaan aan de positie van minderjarige zoon die krachtens het erfrecht tot de nalatenschap geroepen kan zijn. Dat is, zo heeft ook het Radboud UMC erkend, nog afgezien van de emotionele aspecten die meespelen een zwaarwegend (financieel) belang waarin eisende partij zou kunnen zijn geschaad.

Kan eiser op een andere wijze aan de benodigde informatie komen dat erflater wilsonbekwaam was bij opmaken testament?

De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat voor eisende partij niet langs andere weg dan door middel van het verkrijgen van de medische gegevens van het Radboud UMC voldoende mogelijkheden bestaan om te kunnen vaststellen of het testament van de heer A rechtsgeldig is opgemaakt.

De enkele mogelijkheid tot het horen van de notaris die het testament heeft opgesteld, biedt op voorhand geen afdoende waarborg om vast te stellen of de heer A in staat was zijn wil voldoende te bepalen. De omstandigheden waaronder het testament tot stand is gekomen geven daartoe in ieder geval geen aanleiding, nu de inhoud van het testament kennelijk aan de notaris is opgegeven door de partner van de heer A en de notaris klaarblijkelijk met de enkele voorlezing van het testament heeft volstaan en instemming van de heer A daarmee zegt te hebben vernomen door het knipperen van zijn ogen.

In die situatie is objectieve medische informatie zoals volgt uit het medisch dossier dat in het Radboud UMC is bijgehouden (mede) van belang om te kunnen oordelen of de heer A op 20 januari 2016, één dag nadat hij vanuit het Radboud UMC naar de kliniek was overgeplaatst, psychisch en fysiek in staat was om zijn laatste wil te bepalen en kenbaar te maken. Daarom heeft eisende partij een concreet en specifiek belang om kennis te kunnen nemen van deze medische informatie met betrekking tot de gezondheidstoestand van de heer A kort voor het verlijden van het testament.

Doorbreking beroepsgeheim en afgifte medisch dossier

Dit alles leidt ertoe dat voldoende gronden bestaan om in kort geding het beroepsgeheim van de behandelend arts van de heer A in het Radboud UMC te doorbreken en inzage in het door hem bijgehouden medische dossier toe te staan. Het Radboud UMC en meer specifiek dokter C hebben in dat verband aangegeven bereid te zijn om een deskundige inzage in het dossier te geven om te kijken of dat dossier relevante informatie bevat, mits de (voormalig) partner van de heer A daarmee instemt.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nog daargelaten de vraag of toestemming van deze partner noodzakelijk is, dat aanbod onvoldoende tegemoet komt aan het belang van eisende partij om zelf kennis te kunnen nemen van de inhoud van de medische informatie met het oog op de (bodem)procedure die bij deze rechtbank loopt tegen de (voormalig) partner van de heer A met betrekking tot de nietigheid van het testament.

Daarbij komt dat het uiteindelijk niet aan een deskundige is om te bepalen of informatie in het medisch dossier relevant is voor de wilsbekwaamheid van de heer A, maar aan de bodemrechter, al dan niet na het horen van deskundigen. Daarom zal de primaire vordering van eisende partij, strekkende tot veroordeling van het Radboud UMC om een afschrift van het medisch dossier van de heer A aan haar te verstrekken, worden toegewezen. Dit betreft zoals gevorderd enkel de aanwezige medische gegevens over de periode van 31 december 2015 tot en met 19 januari 2016, nu ook enkel deze gegevens relevant zijn voor het bereiken van het doel waarmee deze procedure is ingesteld. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, omdat verwacht mag worden dat Radboud UMC dit vonnis vrijwillig zal naleven.

Radboud UMC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de nietigheid van een testament, de wilsonbekwaamheid van de erflater tijdens het opmaken van een testament, over het doorbreken van het beroepsgeheim en de afgifte van een medisch dossier, belt u dan gerust onze advocaat erfrecht op 020-3980150.